Summary: | Teleurstellingen bij beleggers en crediteuren bij hun vertrouwen in gecontroleerde financiële verslagen hebben geleid tot het spreken over een ‘expectation gap’. Deze verwachtingskloof is maximaal als de onderneming met een goedgekeurde jaarrekening, uitgaande van continuïteit, kort daarop in zodanig ernstige financiële moeilijkheden blijkt te verkeren dat gehele of gedeeltelijke liquidatie noodzakelijk wordt. In dit artikel worden de grenzen en het belang van de continuïteitsveronderstelling verkend. De thans bestaande praktijk wordt vergeleken met de wet, RJ-richtlijnen, en Richtlijnen voor de Accountantscontrole. Betoogd wordt dat de bestaande praktijk, die synchroon loopt met de wijze van aanpak in de International Accounting Standards, onwenselijk en onjuist is en misverstanden over zich af moet roepen.
|